Als u al dacht “leven die mensen nog wel?” Dan kan ik u geruststellen. Jazeker,
we leven nog. We hadden gewoon een hele lange radiostilte. En die hadden we
vooral omdat we ruim drie jaar niet in de Danenberg woonden en het ons inbreker-technisch
niet slim leek om dat al te publiekelijk van de daken te schreeuwen (al is
instagram, waar ik veel op post, toch ook vrij publiekelijk ;-)). Niet dat er
helemaal niemand woonde in de tussentijd – we hebben zelfs meerdere huurders versleten –
maar we vonden het ook weer een beetje raar om dat dan allemaal expliciet te
gaan vermelden. Dan liever radiostilte.
Ondertussen woonden we ook niet bepaald op loopafstand. Zoals de meesten van u
waarschijnlijk wel weten, zaten we die drie jaar helemaal in Singapore. Dat is op
ongeveer 12 uur vliegafstand. Dat is ver. Zeker als je op het nieuws leest dat
er een flinke storm aankomt – nee, de bomen! ‘Kijk uit, kijk uit’ – of het gaat
vriezen – ‘denk je aan de buitenkraan?’. Of als je van een huurder het bericht
ontvangt dat één van de geiten dood is en wat daar nu dan mee te doen. Gelukkig
waren de huurders redelijk zelfredzaam en was er hulp stand-by, maar als je weet
dat er iets aan de hand is terwijl je aan het andere eind van de wereld zit,
voelt dat toch wat unheimisch.
Overigens verbaasden we ons er wel over hoe snel zo’n groots huis als de
Danenberg, dat twee jaar lang ons leven domineerde, toch op de achtergrond
kan raken. Tranen met tuiten huilden we toen we in de zomer van 2016 bepakt en
bezakt het erf verlieten en een laatste blik op ons huis wierpen. Meer dan er
later op Schiphol bij het afscheid van onze families vloeiden. Maar na een paar
weken Singapore dachten we er nauwelijks nog aan. Op den duur hadden we aan het
eind van een lange zomervakantie in de Danenberg zelfs wel weer zin om naar
Singapore te gaan. En dat was ook wel fijn om te merken. ‘Home is where the daily life is’,
constateerden we.
En dat ‘daily life’ is nu dus, na drie fijne jaren in
Singapore, alweer ruim een half jaar terug in de Danenberg. Het voelt goed.
Toegegeven, in de lange, grijze winter hebben we het regelmatig over Singapore
gehad – ‘wat zou het fijn zijn als we nu in onze korte broek naar de botanische
tuin zouden kunnen wandelen/steppen om daar iets te eten of naar een concert te
luisteren’ – maar nu de lente op springen staat, springt ons hart weer mee. De
geiten, de poezen, de kippen, de vogels, de planten, de bloemen en vooral de
geluiden en de geuren: wat een feest. We zijn terug!
Zo was het hier
rond 1975: een flink weiland zonder die rare fontein (!), een kleine boomgaard
en heel hoog water in de sloten!
Die Waal, die houdt de gemoederen van grote en kleine jongen
nogal bezig. Vooral de wetenschap dat de stroming zo sterk is dat een
volwassene er makkelijk in kan verdrinken, maakt de rivier tot een geliefd
gespreksonderwerp. Bij ieder watertje dat we tegenkomen, vraagt kleine jongen:
‘is daar ook stroming? Kun je daar in verdrinken?’ En als ik dan ‘ja’ antwoord:
‘alleen een kind of ook een meneer of mevrouw?’ ‘Is daar dan al wel eens iemand
verdronken?’ luidt de volgende vraag.
Grote jongen relateert die stroming inmiddels aan een ander verhaal, waar hij
zo her en der flarden van heeft opgepikt. Zijn vaste vraag luidt: ‘kon Jezus nou over
het water lopen of niet?’ En in het verlengde daarvan volgt dan: ‘geloof jij
dat Jezus bestaan heeft of niet?’ Wat ik ook antwoord, wat hij ook gelooft; als
we een week later naar zwemles (!) rijden, komt de vraag gewoon opnieuw
voorbij.
‘Als de Waal uit het zicht is, stroomt de verbeelding’ staat er op een gevel
langs de spoorbrug. Prachtige zin en voor sommigen misschien ook waar. Op onze
kinderen is hij echter niet van toepassing. Hun verbeelding begint juist als
een dolle te stromen zodra de Waal IN het zicht is. Stromend en wel.
11
gemiste oproepen van een 06-nummer. O jee, dacht ik meteen, er is iets met grote
jongen gebeurd op school. Of met de buurtkinderen. Maar nee hoor, na terugbellen
bleek het gewoon de leverancier van de door ons bestelde wastafels te zijn. ‘Ik
sta hier met twee wastafels’ zei hij. ‘O, u bent er al?’ vroeg ik. ‘Nee hoor,
zei de man. Ik sta op de dijk. Ik ben er bijna’. ‘Dan loop ik vast naar achter’
zei ik. ‘Nou, zei de man, wacht daar nog maar even mee. Volgens de rijtijdenwet
moet ik nu pauzeren. Dus ik kan pas over een half uur weer rijden’. ‘O? Nou ja,
tot zo dan’. ‘Tot zo!’ zei hij enthousiast.
En ja hoor. Vanuit mijn werkkamer zag ik hem staan. Midden op de dijk, voor
onze inrit. Toen mijn gasten er langs moesten, reed hij een klein stukje
achteruit. En bleef daar toen maar weer stilstaan. Vanachter mijn computer keek
ik af en toe of hij er nog stond. En ja hoor, uiteraard. Na een half uur kwam
hij eindelijk het pad oprijden. En deed er vervolgens nog heel lang over om de
juiste bocht te maken. Zo lang dat zelfs ik dacht ‘dat kan ik beter’. Vijf
minuten later was ik twee wastafels rijker en reed de man het pad weer af. Op
naar de volgende bestemming. Slijk-Ewijk zou hij vast nooit meer vergeten.
Het was herfstvakantie. We waren naar het Natuurmuseum in
Nijmegen getogen. Lees: ik had – met de kuiten nog moe van de generale 7
heuvelenloop – keihard gefietst om die twee jongens in de fietskar de brug over
te krijgen. Hijgend viel ik het museum binnen. Er was een tentoonstelling over
vogelspinnen gaande en je mocht zelfs een vogelspin vasthouden. Dat vinden de
jongens fantastisch, dacht ik. En inderdaad, luid ‘wow’ roepend keken ze in
ieder glazen bakkie en stelden ondertussen allemaal geïnteresseerde vragen.
‘Wat eten ze dan? Ga je dood als je deze aanraakt?’ enzovoorts. Na precies vijf
– ja vijf! – minuten hadden ze het echter alweer gezien. Grote jongen hing
smekend tegen me aan: ‘ik vind het hier saai. Wanneer gaan we weer naar huis?’
Ongeveer een kwartier later liepen we de V&D binnen. Ik moest nog iets
ruilen en aangezien de jongens over het algemeen dolgelukkig worden van
roltrappen, leek dit me het ideale moment om dat even snel te doen. Grote
jongen liep echter net wat te jolig rond en stootte ongeveer meteen na binnenkomst
het hangertje met V&D cadeaukaarten omver. Vervolgens verstopte kleine
jongen zich onder de kledingrekken, waar uiteraard de helft uitviel. De
roltrappen bleken wel leuk, voor even. ‘Ik heb honger’, klonk het al snel.
‘Wanneer gaan we weer naar huis?’
U mag raden waar we de rest van de herfstvakantie doorbrachten.
“Helden,
helden, soldaten van Gelre!” horen wij bijna dagelijks. Sinds we grote jongen
vorig jaar de DVD van de oude televisieserie Floris gaven, doen grote en kleine
jongen niets liever dan Floris en Sindala spelen. Ok, kleine jongen speelt nog
liever paard, maar Sindala komt toch zeker op de tweede plaats.
Kleden worden omgeknoopt, riemen worden uit de kast getrokken (het is maar goed
dat ik zo’n uitgebreide riemencollectie heb, één meer of minder valt niet op),
laarzen worden aangetrokken en zwaarden en pijl en boog worden meegesleurd. De
poezen fungeren als vijanden, het klimrek als kasteel en de fietsen als
paarden.
Zo trekken Floris en Sindala erop uit. Het is een fantastisch schouwspel. Toen
ik grote jongen laatst vertelde dat de meneer die Floris speelde, nog steeds
bestond, viel zijn mond open van verbazing. “Wow, dat wil ik zien!” Dus ik op
zoek naar een foto van Rutger Hauer. “Ja dat is ‘m!” riep grote jongen
opgetogen. “Leeft die nog? Zullen we die meneer een keer bezoeken?”
Rutger Hauer, anyone?
Sinds we besloten hebben om onze bok op te gaan eten (sorry
voor de mensen die hier niet tegen kunnen), levert hij de ene streek na de
andere. Er gaat geen dag voorbij zonder dat hij ontsnapt. Zit ik geconcentreerd
te werken, zie ik vanuit mijn ooghoek de bok onze halve moestuin opeten.
GRRRRR!
Kan ik weer op hoge poten naar buiten om meneer te grijpen, tegen de
stroomdaad aan te duwen (‘niet meer ontsnappen nu he?!’) en bij de rest van de
geiten te voegen. Een uur later herhaalt dit tafereel zich weer. Waarbij, als
ik niet uitkijk, de stroomdraad te ver naar beneden gaat en alle geiten opeens
buiten de wei lopen,. F#CK! Het lijkt wel alsof de bok voelt wat hem te wachten
staat. Echt slim is het echter niet. Wij krijgen namelijk met de dag minder
moeite om meneer straks af te voeren…